Inleiding
1. De allervrijgevigste God, die alles vermag en wiens
voorzieningheidplan op wijsheid en liefde berust, verzacht volgens
een ondoorgrondelijke wilsbesluit de smarten van volken en
enkelingen door intervallen van vreugde, opdat op verschiedene
wijzen en in verscheidene maat, voor hen, die Hem leifhebben alles
samenwerkt ten goede (Zie Rom, 8, 28)
2. Inderdaad, Ons Pontificaat wordt, evenals onze huidige tijd,
gekweld door talloze zorgen, benauwdheden en angsten wegens
overgrote rampspoeden veler afdwaling van waarheid en deugd;
anderzijds echter is het voor Ons een grote troost, dat terwijl het
katholiek geloof zich openlijk en werkdadig naar buiten openbaart,
de devotie tot de Maagd en Moeder Gods met de dag wint aan kracht en
vurigheid, en bijna over heel de wereld als een blij voorteken duidt
op een beter en heiliger leven. Zo zien Wij gebeueren, dat terwijl
de Allerzligste Maagd haar moedertaak voor de door Christus' bloed
verlosten vol leifde vervult, haar kinderen naar hart en geest
steeds krachtiger worden opgewekt om met groeiende belangstelling
haar voorrechten te overwegen.
3. Het is een feit, dat God, die van alle eeuwigheid met een heel
bijzondere toegenegenheid op de Maagd Maria heeft neergeschouwd,
"toen de volheid der tijden kwam "(Gal. 4, 4), zò het
raadsbesluit zijner voorienigheid heeft verwezenlijkt, dat alle
privileges en voorrechten, die Hij haar in overgrote vrijgevigheid
en volmaakte genadenharmonie ten alle tijde erkend en in de loop der
eeuwen met de dag dieper doorvorst, toch is het ons tijdsgewricht,
waarin het privilege van de lichamelijke Tenhemelopneming der Moeder
Gods en Maagd Maria twijffelloos in een helderder licht ging
schitteren.
4. Dit privilege kwam op de dag, dat Onze Voorganger Pius IX
onsterfelijker gedachtenis het geloofspunt van de onbevlekte
ontvangenis der zegenrijke Moeder Gods plechtig bezegelde, in een
nieuwe stralengloed te staan. Allernauwst immers zijn deze twee
voorrechten onderling verbonden. Christus namelijk heeft zonde en
dood door zal eigen dood overwonnen; en alwie door het doopsel op
bovennatuurlijke wijze herboren is, heeft door dezelfde Christus de
zege op zonde en dood bevochten. Desondanks wil God volgens een
algemeen geldende wet de volledige vrucht der overwinning op de dood
behaald aan de rechtvaardigen niet schenken dan eerst op het einde
der tijden. Dat Is de reden, waarom óók de lichamen der
rechtvaardigen na de dood in ontbindng overgaan, en ieders lichaam
pas op de jongste dag met zijn eigen verheerlijkte ziel verbonden
zal worden.
5. Van deze algemene wet echter heeft God de Zalige Maagd Maria
willen uitzonderen. Zij heeft krachtens een geheel bijzonder
voorrecht, door haar onbevlekte ontvangenis de zonde overwonnen en
daarom was Zij niet onderhevig aan de wet om in staat van ontbinding
in het graf te blijven, noch behoefde Zij tot het einde der tijden
de verlossing van haar lichaam te verbijden.
Onderbouwing
Unanieme keuze
6. Zodra dus plechtig bezegeld was, dat de Moeder Gods en Maagd
Maria van het eerste ogenblik af van de erfzonde is vrijgebleven,
gingen de christengelovigen in hun hart een innige hoop koesteren,
dat het hoogste Leergezag der Kerk ook het geloofspunt der
lichamelijke Tenhemelopneming der Maagd Maria zo spoedig mogelijk
zou definiëren.
7. Immers men kon zien, hoe niet alleen christengelovigen
afzonderlijk, maar ook vertegenwoordigers van Staten en
Kerkprovincies, ja zelfs niet weinig Vaders van het Vaticaans
Concilie deze gunst met aandrang van de Apostolische Stoet
afsmeekten.
8. In de loop der tijden echter bleven soortgelijke verzoeken en
smeekschriften niet alleen onverminderd, inegendeel, dagelijks namen
ze in aantal en aandrang toe. Er werden immers tot dit doel
gezamenlijke gebedsoefeningen gehouden; studies over dit onderwerp
werden zowel door verschillende vooraanstaande godsgeleerden op
eigen initiatief, alsook op openbare kerkelijke Hogescholen en
andere instituten voor gewijde wetenschap met kracht en opgewektheid
bevorderd; Mariale congressen, nationale zowel als internationale
werden in vele delen der katholieke wereld belegd. En door deze
studies en onderzoekingen kwam duidelijker in het licht te staan,
dat in de aan de Kerk toevertrouwde christelijke geloofsschat óók
het dogma ligt opgesloten van de Tenhemelopneming der Maagd Maria;
en zij hadden meeestal verzoekschriften tot gevolg, waardoor de
Apostolische Stoel gesmeekt en gebeden werd ook deze waarheid
plechtig te definiëren.
9. In deze vrome wedkamp waren de christengelovigen op wondere
wijz één met hun gewijde Kerkvoogden; want óók deze zonden
dergelijke petities en wel in grote getale, hierheen naar Sint
Pieters Stoel. Zo kwam het, dat reeds bij Onze verheffing op de
troon van het Hogepriesterschap, dergelijke verzoekschriften in vele
duizendtallen uit elk deel der wereld en uit elke maatschappelijke
stand, nl. uit het Heilig College Onzer Zonen de Kardinalen, uit de
kring onzer Eerbiedwaardige Broeders, de Aartsbisschoppen en
Bisschoppen, uit Bisdommen en parochies, naar deze Apostolische
Stoel waren opgestuurd.
10. Daarom hebben Wij onder vurige gebeden tot God, dat Hij bij
de beslissing over deze allergewichtigste zaak het licht van de H.
Geest in Onze geest zou ontsteken, bijzondere normen vastgesteld,
waarbij Wij voorschreven, dat met vereende krachten dit onderwerp
nog meer ernstig zou worden bestudeerd; en dat middelerwijl zouden
verzameld worden en nauwkeurig afgewogen al die petities, welke, van
Onze Voorganger gelukkiger gedachtenis Pius IX af tot op onze tijd
over de Tenhemelopneming der Zalige Maagd Maria naar deze
Apostolische Stoel waren gezonden. (Petitiones de Assumptione
corporea B. Virginis Mariae in caelum definienda ad S. Sedem delatae
2 dln., Typis Poliglottis Vaticanis, 1942)
Kerkelijk leergezag
11. Wijl het hier echter een zó gewichtige en zó ernstige zaak
betrof, hebben Wij het opportuun geacht al Onze Eerbiedwaardige
Broeders in het Episcopaat direct en officiëel te verzoeken
persoonlijk hun mening met weloverwogen woorden aan Ons kenbaar te
maken. Daarom hebben Wij de eerste Mei van het jaar 1946 aan hen
Onze Brief gericht "Deiparae
Virginis Mariae", waarin deze woorden stonden: "Of
gij, Eerbiedwaardige Broeders, naar de mate van Uw hoge wijsheid en
voorzichtigheid van oordeel zijt: dat de lichamelijke Assumptie der
Allerzaligste Maagd als geloofspunt kan voorgesteld en gedefinieerd
worden, en of dit Uw verlangen is, alsmede dat van Uw geestelijkheid
en Uw kudde." (Encycliek Deiparae Virginis Mariae nr. 4
van Paus Pius XII, 1946)
12. Welnu, zij die "de H. Geest als Bisschoppen gesteld
heeft om Gods Kerk te besturen" (Hand. 20, 28) hebben op beide
vragen met bijna algemene stem bevestigend geantwoord. Deze
bijzondere eenstemmigheid der katholieke Bisschoppen en
gelovigen" ( Bul Ineffabilis Deus Acta Pii IX, p. I vol.
I p. 615), waardoor zij te kennen geven, dat de lichamelijke
Tenhemelopneming der Moeder Gods als geloofspunt vastgesteld kan
worden, toont Ons de eensgezinde leer van het gewoon Leergezag der
Kerk en het eensgezind geloof van het christenvolk - een geloof, dat
door voornoemd Leergezag gesteund en geleid wordt - en daarom is
deze eensgezindheid alleen reeds door zich zelf een absoluut zeker
en van iedere dwaling gevrijwaard teken, dat dit voorrecht een door
God geopenbaarde waarheid is en in die goddelijke geloofsschat
berust, die Christus aan zijne Bruid schonk om hem getrouw te
bewaren en onfeilbaar uit te leggen (Zie: Vat. Conc. I De fide
catholica cap. 4). Dat Leergezag der Kerk echter kwijt zich van
zijn taak om de geopenbaarde waarheden door alle tijden heen rein en
ongerept te bewaren, niet uit kracht van een zuiver menselijk
inspanning, maar door de bijstand van de Geest der waarheid (Zie:
Joh, 14, 26), en dus volstrekt zonder enige dwaling; daarom draagt
zij die waarheden ongerept over zonder er iets aan toe te voegen,
zonder er iets af te nemen. "Want - aldus de leer van
het Vaticaans Concilie - de Heilige Geest is aan Petrus'
opvolgers beloofd, niet om beleerd door Diens openbaring een nieuwe
leer te onthullen, maar om door Hem bijgestaan, de Openbaring, door
de Apostelen overgeleverd, m.a.w. de geloofsschat, heilig te bewaren
en getrouw uit te leggen". (Vatic. Conc. I, Const. De
Ecclessia Christi cap. 4) Uit de algemene eenstemmigheid van het
gewone Leergezag der Kerk verkrijgt men dus een zeker en afdoend
bewijs, waardoor als waar bevestigd wordt, dat de lichamelijke
Tenhemelopneniing van de Zalige Maagd Maria - welke toch, juist in
zover ze de hemelse verheerlljking van het maagdelijk lichaam der
gezegende Moeder Gods betreft, door geen enkel vermogen van de
menselijke geest uit eigen natuurlijke krachten gekend kon worden -
een door God geopenbaarde waarheid Is en dus door alle kinderen der
Kerk vast en oprecht geloofd moet worden. Want - zo verzekert ons
hetzelfde Vaticaans Concilie: "Krachtens goddelijk en
katholiek geloof moet al datgene geloofd worden, wat in het woord
Gods, hetzij geschreven, hetzij overgeleverd, bevat is, en door de
Kerk, ofwel hetzij door een plechtige uitspraak ofwel door haar
gewoon en universeel Leergezag, als door God geopenbaard te geloven
wordt voorgesteld" (Const. Vat. Conc. I.De fide catholica cap.
3)
13. Dit gemeenschappelijk geloof der Kerk wordt vanaf
verafgelegen tijden door de loop der eeuwen heen aan het licht
gebracht door verschillende getuigenissen, aanwijzingen en sporen;
datzelfde geloof zien we met de dag in een helderder licht stralen.
14. De christengelovigen namelijk, door hun Herders geleid en
beleerd, hebben voorzeker uit de, H. Schrift geleerd, dat de Heilige
Maria tijdens haar aardse pelgrimstocht een leven geleid heeft vol
zorgen, angsten en smarten; bovendien dat de voorzegging van de
heilige grijsaard Simeon in vervulling is gegaan, en een vlijmscherp
zwaard haar hart heeft doorboord onder het kruis van haar Goddelijke
Zoon en onze Verlosser. Eveneens viel het hun niet moeilijk toe te
geven, dat ook de verheven Moeder Gods, evenals haar Eéngeborene,
uit dit leven is heengegaan. Dit verhinderde hun echter niet
openlijk te geloven en te belijden, dat haar heilig lichaam nooit
aan het bederf van het graf is onderworpen geweest, dat nooit die
verheven woontent van het Goddelijk Woord in ontbinding en stof is
overgegaan. Ja zelfs, door de goddelijke genade bestraald en door
kinderliefde gedreven jegens Haar, die God baarde en allerzoetste
Moeder is,s chouwden zij met de dag in een helderder licht die
wonderbare harmonische samenhang der voorrechten, welke de
goddelijke Voorzienigheid aan deze zegenrijke gezellin van onze
Verlosser schonk, en die tot zulk een geweldige hoogte opstegen, als
door geen ander door God geschapen wezen - de menselijke natuur van
Christus uitgezonderd - ooit werd bereikt.
Eerbetoon van het gelovig volk
15. Van datzelfde geloof getuigen overduidelijk die talloze
tempels, welke ter ere van de Maagd Maria ten Hemel opgenomen aan
God zijn gewijd; eenzelfde getuigenis leggen die gewijde
beeltenissen af, welke in die heiligdommen aan de verering der
christengelovigen zijn voorgesteld, en die de uitzonderlijke
zegepraal ener zo Zalige Maagd alleen voor ogen stellen. Vervolgens:
steden, bisdommen en landstreken werden aan de bijzondere schutse en
ebscherming der ten Hemel verheven Maagd en Meoder Gods
toevertrouwd; en op gelijke wijze werden onder goedkeuring der Kerk
religieuze Instituten in het leven geroepen, die aan ditzelfde
privilege hun naam ontlenen. Ook mag men neit stilzwijgend
voorbijgaan, dat in de Maria-rozenkrans, welks bidden deze
Apostolische Stoel zozeer aanbeveelt, één mysterie ter vrome
overweging voorgesteld wordt gevonden, dat zoals allen weten,
handelt over de Tenhemelopneming der Zalige Maagd.
De liturgische vieringen in Oost en West
16. Op een universele en meer schitterende wijze echter komt het
geloof der godgewijde Herders en christengelovigen tot uiting
wanneer reeds vanaf de oudste tijden in landen van het Verre Oosten
en het Westen liturgische plechtigheden op deze titel gevierd
worden; nooit immers lieten de Heilige Kerkvaders en Kerkleraren na
daaruit licht te putten: want, zoals iedereen weet, kan de heilige
Liturgie, "daar zij ook een belijdenis der hemelse waarheden
is, een belijdenis staande onder het hoogste Leergezag der Kerk,
bewijzen en getuigenissen verschaffen, en wel van geen geringere
waarde, om een bepaald punt der christenleer te bevestigen
"(Encycliek Mediator Dei A.A.S., vol. XXXIX, p. 541).
17. In de liturgische boeken die het feest brengen of wel van de
Insluimering of wel van de Assumptie der Heilige Maria, worden
uitdrukkingen gevonden, die als eenstemmig getuigen, dat toen de
goddelijke Moedermaagd uit deze aardse ballingschap naar de hemel
overging, haar heilig lichaam volgens het van Gods Voorzienigheid
dat lot onderging, hetwelk met de waardigheid van Moeder van het
Woord Mensgeworden Woord en de overige Haar geschonken voorrechten
in overeenstemming was. Dit wordt, om een prachtig voorbeeld aan te
halen, duidelijk weergegeven in het Sacramentaorium, dat Onze
Voorganger Hadrianus I onsterfelijker gedachtenis aan Keizer Karel
de Grote zond. Daarin vindt men immers het volgende:
"Vererenswaard is ons, Heer, deze feestdag, waarop de heilige
Moeder Gods de tijdelijke dood onderging, en toch niet door de
kluisters van de dood kon neergedrukt worden, Zij die Uw Zoon onze
Heer uit Zich verwekt heeft vleesgeworden".
18. Wat echter hier in die soberheid van woorden, welke aan de
Romeinse Liturgie eigen is, wordt uitgedrukt, wordt in de overige
oudliturgische boeken, hetzij van het Oosten of van het Westen,
helderder en breedvoeriger verklaard. Het Sacramentarium Gallicanum,
om een voorbeeld aan te halen, noemt dit voorrecht van Maria
"een onuitlegbare geheimnis, des te roemrijker, naarmate het om
de assumptie der Maria enig is onder de mensen." En in de
Byzantijnse Liturgie wordt de lichamelijke Assumptie der Maagd Maria
niet alleen met de waardigheid der Moeder Gods telkens opnieuw in
verband gebracht, doch ook met haar andere voorrechten, in het
bijzonder met haar maagdelijke moederschap, door een bijzonder
raadsbesluit van Gods Voorzieningheid Haar voorbestemd: "Aan U
heeft de Koninga llerdingen, God, dat wat de natuur te boven gaat
geschonken; gelijk Hij U immers bij de geboorte van Uw Kind maagd
liet blijven, zo heeft Hij in het graf Uw lichaam voor het bederf
bewaard en door een goddelijke overbrenging medeverheerlijkt".
Het
feest van de tenhemelopneming
19. Het telt echter, dat
de Apostolische Stoel, als erfgename van de taak aan de Prins der
Apostelen toevertrouwd om de broeders in het geloof te bevestigen,
door haar gezag dat feestgetij aldoor plechtiger maakte, heeft
voorzeker de goedgenegen harten der christengelovigen werkdadig
aangespoord om dagelijks meer en meer de verhevenheid van dit
lofrijk mysterie te beschouwen. Zo werd het feest der Asassumptie
uit die eregraad, die het van den beginne af onder de andere
Marlafeesten gekregen had, tot de rang der hogere feesten van geheel
de liturgische kringloop verheven. En toen Onze Voorganger de H.
Sergius I voorschreef, dat op de vier Mariafeesten de Litanie of de
zogenaamde Statieprocessie moest gehouden worden, noemt hij in één
adem het feest der Insluimering, der Geboorte, der Annuntiatie en
der Zuivering van de Maagd Maria. En later liet de H. Leo IV het
feest, dat toen reeds onder de titel van Assumptie der Zalige Moeder
Gods gevierd werd, op een nog plechtigere wijze herdenken; hij
gelastte, dat vóór het een vigilie zou gehouden worden, daarna
echter smeekbeden tot op de achtste dag; en hij zelf wilde van deze
gelegenheid gebruik maken, om aan deze plechtigheden omringd door
een ontzaglijke menigte deel te nemen. En dat daarenboven de heilige
vasten, die op de dag vóór dit feestgetij gehouden wordt, reeds
van oudsher was voorgeschreven, blijkt klaar uit het getuigenis van
Onze Voorgange de H. Nicolaas I, waar hij spreekt over de
voornaamste vastendagen, "die ... de heilige Roomse Kerk van
oudsher op zich nam en onderhoudt."
20. Wijl echter de
Liturgie der Kerk niet de moeder is van het katholiek geloof, maar
veeleer het kroost, en de riten van de eredienst uit het geloof,
gelijk de vruchten uit een boom, voortkomen, daarom hebben de
Heilige Vaders en de grote Leraren in hun homilieën en preken,
welke zij op dit feest voor het volk hielden, niet uit de Liturgie
als eerste bron de leer der Assumptie geput, maar veeleer deze als
door de christengelovigen gekend en aanvaard besproken; zij hebben
die leer duidelijker verklaar, haar zin en inhoud diepzinniger
uiteengezet, terwijl zij vooral datgene helderder in het licht
stelden, wat de liturgische boeken vaak beknopt en kort aangeraakt
hadden: dat namelijk dit feest niet alleen de herinnering is aan het
feit, dat het ontzielde lichaam der Zalige Maagd Maria op geen
enkele wijze, aan het bederf onderhevig is geweest, maar ook de
gedachtenis aan haar triomf over de dood en haar hemelse
verheerlijking naar het voorbeeld van haar Eengeborene Jezus
Christus.
Verdere getuigenissen en
onderbouwingen
De stem van de Kerkvaders
21.
Zó de H. Joannes Damascenus, die bij uitstek de grote heraut van de
overlevering omtrent deze waarheid is; als hij de lichaamlijke
Assumtie der zegenrijke Moeder Gods niet haar andere gaven en
voorrechten vergelijkt, roept hij met hartstochtelijke
welsprekendheid deze woorden uit: "Het was nodig, dat Zij die
bij het baren haar maagdelijkheid ongerept bewaarde, haar lichaam
ook na de dood zonder enig bederf behield. Het was nodig, dat Zij
die de Schepper als kind in haar schoot gedragen had, in de
goddelijke woontent zou verblijven. Het was nodig, dat de bruid, die
de Vader verloofd had, in het hemels bruidsvertrek zou wonen. Het
was nodig, dat Zij die naar haar Zoon aan het kruis had opgeschouwd,
en het lijdenszwaard, dat Zij bij de geboorte van haar kind was
ontvlucht, in haar borst gestoken kreeg, haar Zoon naast de Vader
zetelend zou aanschouwen. Het was nodig, dat de Moeder Gods hetgeen
haar Zoon heeft zou bezitten, en door alle schepsel als Gods Moeder
en dienstmaagd zou geëerd worden.
22. Dit woord van de H. Joannes
Damascenus stemt getrouw overeen met de uitspraken van anderen, die
dezelfde leer verkondigen. Immers niet minder duidelijke en scherpe
uitspraken worden in die preken gevonden, die de Vaders uit een
vroeger of uit hetzlefde tijdvak, meestal bij gelegenheid van dit
feest, gehouden hebben. Zo bijvoorbeeld, om andere voorbeelden aan
te halen, was het de mening van de H. Germanus van Konstantinopel,
dat de vrijwaring van het lichaam van de Moeder van God en Maagd
Maria voor ontbinding en haar Tenhemelopneming niet alleen met haar
goddelijk moederschap in overeenstemming waren, maar ook met de
bijzondere heiligheid van haar maagdelijk lichaam: "Gij
verschijnt, volgens het woord der Schrift, in schoonheid'; en Uw
maagdelijk lichaam is geheel heilig, geheel kuis, geheel Gods
woonverblijf; zodat het ook op deze grond later niet tot stof kan
vergaan; als menselijk lichaam getransformeerd en opgeheven tot een
verheven leven van onvergankelijkheid, maar tevens in verheerlijkte
levensstaat, ongedeerd en deelachtig aan het volmaakte leven".
En een andere zeer oude schrijver beweert: "Dus wordt Zij als
de roemrijkste Moeder van Christus onze Verlosser en God, die leven
en onsterfelijkheid uitdeelt, door Christus zelf in leven gehouden,
in eeuwigheid naar haar lichaam in onvergankelijkheid aan Hem
gelijk, die Haar uit het graf opwekte en tot zichzelf opnam op de
wijze die Hem alleen bekend is".
23. Toen echter dit
liturgische feest met de dag zich verbreidde en met groeiende
vroomheid gevierd werd, hielden de Kerkvoogden en gewijde redenaars
in steeds groeiend getal het voor hun plicht het mysterie, dat op
het feest der Assumptie, herdacht wordt, duidelijk en helder uit te
leggen, en uiteen te zetten hoe het met de overige geopenbaarde
waarheden allerinnigst samenhangt.
De
overeenstemming van de theologen
24. Onder de
scholastieke theologen ontbraken er niet, die juist omdat zij in de
door God geopenbaarde waarheden dieper wilden schouwen, en de
overeenstemming wilden aantonen tussen de zogenaamde theologische
gronden en het Katholiek geloof, meenden te moeten opmerken, dat dit
voorrecht van de Assumptie der Maagd Maria wonderbaar klopt met de
goddelijke waarheden ons overgeleverd in de Heilige Schrift.
25. Vanuit dit standpunt verder redenerend, brachten zij
verschillende argumenten aan, om dit Maria-voorrecht te belichten,
en van deze argumenten was naar hun beweren wel het eerste element
de wil zelf van Jesus Christus om zijn Moeder, overeenkomstig de
kinderliefde die Hij tot Haar koesterde, in de hemel op te nemen; de
bewijskracht echter dierzelfde argumenten lag volgens hen in de
onvergelijkelijke waardigheid van haar goddelijk moederschap en van
alle genadegaven, die daaruit voortspruiten; te weten haar
uitmuntende heiligheid, die de heiligheid van alle mensen en engelen
overtreft; de enge verbinding van Maria met haar Zoon en bovenal de
diepgevoelde liefde, waarmee de Zoon de Hem allerwaardigste Moeder
vereerde.
26. Dikwijls vindt men ook godgeleerden en gewijde redenaars, die
op het voetspoor der Heilige Vaders, om hun geloof in de Assumptie
te belichten, met een zekere vrijheid gebeurtenissen en woorden
aanhalen, welke aan de Heilige Schrift ontleend zijn. Zo zijn er -
we willen slechts enkele Schriftgegevens vermelden, die vaker benut
worden - die de woorden van de Psalmist aanhalen: "Rijs op,
Heer, ga Uw rustplaats binnen, Gij en de door U geheiligde Ark"
(Ps. 81, 8); en dan zien zij in de Ark des Verbonds, uit
onvergaanbaar hout gemaakt en in Gods tempel geplaatst, als het ware
een, beeld van het allerzuiverste lichaam van de Maagd Maria, voor
het grafbederf gevrijwaard, en tot zulk een glorie in de Hemel
verheven. Op gelijke wijze vestigen zij in ons geval de aandacht op
het beeld der Koninginne, en beschrijven, hoe Zij in triomf de koningszaal binnentreedt en aan de rechterzijde van de Goddelijke Verlosser neerzit
(Ps. 44, 10. 14-16); ook voeren zij de Bruid van het Hooglied ten tonele, "die door de woestijn opstijgt als een rookpluim van mirre en wierook", om met een kroon bekranst te worden
(Hoogl. 3, 6, zie 4, 8; 6, 9). Deze gegevens der Schrift benutten zij als beelden van die hemelse Koningin, die hemelse Bruid, die één met haar Goddelijke Bruidegom naar de troonzaal des Hemels opstijgt.
27.
Vervolgens hebben de leraars uit de tijd der scholastiek niet alleen in de verschillend figuren van het Oude Testament , maar ook in die met zon omklede Vrouwe, die de Apostel Johannes op het eiland Patmos
(Openb. 12, 1 v.) schouwde, een beeld van de Assumptie der Maagd en Moeder Gods gezien. Uit het Nieuwe Testament ontbamen zij ook een andere plaats, welke zij met een geheel bijzondere zorg overwogen: "Wees gegroet, vol van genade, de Heer is met U, Gij zijt de gezegende onder de vrouwen"
(Luc. 1, 28), want in het geheimnis der Assumptie zagen zij de laatste verwerkelijking van die overvolheid van genaden, aan de Maagd Maria toebedeeld, en een bijzondere zegening tegenovergesteld aan de vloek, waardoor Eva getroffen werd.
28.
Op die grond beweert bij het begin der scholastieke theologie de vrome man Gods Amadeus van Lausanne, dat het vlees der Maagd Maria zonder bederf is gebleven; "het is immer ongeoorloofd," zegt hij, "te geloven, dat haar lichaam aan ontbinding werd prijsgegeven"; haar lichaam immers werd wederom met haar ziel verbonden, en daarmee vereend in de hemelzaal met gloriehoogheid omkranst. En dan gaat hij verder: "Want Zij was vol van genade, en Gezegend onder de de vrouwen
(Luc. 1, 28). Zij alleen was waardig in haar schoot te ontvangen de ware God van ware God, die Zij als maagd baarde, als maagd voedde, koesterde in haar schoot, en wie Zij in alles haar minzame moederdiensten bood"
(H. Amadeus van Lausanne, De beatae Virginis obitu, Assumptione
in Caelum, exaltatione ad Filii dexteram)
29.
Onder de gewijde schrijvers echter, die in die tijd van de uitspraken en de verschillentle beelden en analogieën der Heilige Boeken gebruik maakten, om hun vroom geloof in de leer der Assumptie te belichten en te bevestigen, neemt een heel eigen plaats in de Evangelische Leraar de H. Antonius van Padua. Toen hij namelijk op de feestdag van Assumptie de woorden van de profeet Jesaja verklaarde: "de plaats mijner voeten zal ik verheerlijken
(Jes. 60, 13) gaf hij als zijn stellige overtuiging te kennen, dat de Goddelijke Verlosser zijn teergeliefde Moeder, waaruit Hij het menselijk vlees had aangenomen, niet de hoogste glorie gekroond heeft. "Hieruit ziet ge duidelijk zo sprak hij dat de Zalige Maagd in haar lichaam, waar de plaats was van de voeten des Heren, ten hemel opgenomen is." Daarom schrijft de heilige Psalmist: "Rijs op, Heer, ga Uw rustplaats binnen, Gij en de door U geheiligde Ark." Zoals Jesus Christus, zo beweert hij, de dood overwon, verrees en opsteeg naar de rechterhand zijns Vaders, zó ook "verrees eveneens de Ark, die Hij heiligde, want op deze dag is de Moedernititgd in het hemels bruidsvertrek opgenomen.(H.
Antonius van Padua, Sermones dominicales et in solemnitatibus. In
Assumptione S. Mariae Virginis sermo)
.......
De bevestiging door de recente gewijde
schrijvers
.......
38.
Al deze bewijsvoeringen en beschouwingen van de Heilige Vaders en
godgeleerden steunen in laatste instantie op de H. Schrift; deze
immers stelt ons de zegenrijke Moeder Gods voor ogen als ten nauwste
verenigd met haar goddelijke Zoon, en ten allen tijde aan zijn lot
deelachtig. En daarom schijnt het vrijwel onmogelijk, Haar die
Christus in haar schoot ontving, het leven gaf, met haar brosten
voedde, Hem in haar armen droeg en aan haar boezem drukte, Haar ons
voor te stellen als na dit aardse leven, zij het niet naar de ziel,
dan toch naar het lichaam, van Hem gescheiden. Wijl onze Verlosser
de Zoon van Maria is, was het onmogelijk, dat Hij die zo nauwgezet
de goddelijke wet onderhield, na zijn Eeuwige Vader ook niet zijn
teergeliefde Moeder eerde. Welnu: Hij kòn Haar met die hoge eer van
vrijwaring voor het doodsbederf onderscheiden; dus moet men geloven,
dat Hij het inderdaad heeft gedaan.
......
Het Dogma
.......
Gedaan bij de St.Pieter, Rome, 1 november 1950
Ontbrekende
delen volgen later